zaterdag 25 juni 2016

Bedenkingen neerschrijven

Creatief zijn, is niet altijd beeldend. Soms lukt het me ook om eens echt iets neer te schrijven. Een verhaal of een gedicht. Die teksten zijn meestal geïnspireerd op mijn persoonlijk leven en zeker als het over de gedichtjes gaat, zijn ze om die reden niet voor het 'grotere' publiek voor publicatie bedoeld  Het is vaak een manier om intense gevoelens van geluk, verdriet, woede, ... van me af te schrijven.
De teksten die eerder als een soort verhalen bedoeld zijn, komen ook uit mijn eigen ervaringen, maar zitten vaak vol bedenkingen en op die manier zet ik die ook allemaal op een rijtje.
Ik zeg soms dat mijn hoofd vol spaghetti zit. Daarmee bedoel ik dat ik dat het chaos is in mijn hoofd met alle gedachten, gepieker, ... die door mijn hoofd spelen. In het Italiaans zou ik gezegd hebben: "C'è casino nella mia testa." Ik heb dat altijd een gek woord gevonden: casino. De laatste maanden, zeg maar het laatste half jaar, is het nogal eens casino geweest. Ups and downs van emoties, maar ik geloof nog steeds dat ik daar alleen maar sterker kan uitkomen. Ik zag onlangs dat ik ooit op facebook mijn geloofsovertuiging heb aangevuld met "Alles wat je meemaakt, maakt je sterker." Laten we dat dan maar vooral geloven.
Vorige zomer ben ik af en toe eens naar zee geweest. Gewoon een dagje voor mezelf of met de kinderen. Ik kijk daar nu alweer naar uit en hoopte op morgen, maar het weer zal niet mee zitten. Ik kan het anders wel gebruiken: een mooie wandeling, met de voeten in het water en de warmte van de zon voelen. Ik zit er dan niet mee in om dat alleen te doen, omdat ik echt gewoon geniet. Vorig jaar kwam ik een Afghaanse man tegen en toen ben ik beginnen schrijven over die bijzondere ontmoeting. Het was een moment waarop ik voor mezelf moest bewijzen dat ik opensta voor neuwe mensen, nieuwe ontmoetingen. Tien maanden jaar later moet ik dat nog steeds aan mezelf bewijzen. Vandaar dat ik het verhaal van toen terug bovenhaal. Ik moet verder met mijn leven.


Een bijzondere ontmoeting.


Even heb ik nog getwijfeld. Zou ik echt nog een dagje naar zee gaan? Ja! De zon schijnt, over een paar dagen sta ik terug voor de klas en nu is het nog vakantie. Zon, zee, strand en nog even alles vergeten. Letterlijk en figuurlijk, want pas toen ik aan het station was, besefte ik dat ik mijn gsm en zonnebril was vergeten. Zou ik er nog om gaan en een latere trein nemen? Back to old times en even onbereikbaar zijn. Ik zal in Oostende wel kijken of ik een zonnebril kan kopen. De zoveelste in het rijtje. Ik heb geen idee waar ze allemaal vandaan komen.
Als ik op het strand kom, wil ik zo snel mogelijk naar de waterkant. Zalig, met mijn voeten in het water, de weerstand voelen, wandelenen genieten. Ik zoek een plekje uit om te lezen, af en toe een dutje te doen en na ongeveer 2 uurtjes beslis ik om nog een eindje verder te wandelen, waar het rustiger is. Gedurende een half uurtje geniet ik opnieuw van de zachte golven en zand onder mijn voeten. Ik stop bij een deel van het strand waar bijna niemand zit in vergelijking met eerder deze middag. Ik zit ondertussen over de helft van mijn boek, dat zich ook voor een deel afspeelt aan zee, in het zuiden van Italië, maar waar het helaas veel minder idyllisch is. De huidige actualiteit, maar dan in het verleden. Ik lees over Italianen in Libië, die moesten vluchten omdat ze Italianen waren en ik besef dat ik nog zo weinig weet over onze wereld, maar ook dat de problematiek van vluchtelingen me altijd zal blijven raken.
Ik lig terug op het strand, val bijna in slaap en wil het vervolg van het boek houden voor op de trein. In de verte hoor ik nog spelende kinderen, maar het dringt niet tot me door dat de zee ondertussen steeds verder trekt. Ik word wakker van de wind. De zon kreeg bezoek van mooie witte wolken en een frissere zeebries. Tijd om op te ruimen en opnieuw naar de vloedlijn te wandelen, langzaam richting station. Het strand is wijds en leger dan eerst. De golfbrekers zijn bloot gelegd door het water en vragen steeds om een omweg van wandelaars, omdat het aan de andere kant dieper kan zijn. Ook aan mij. Voorzichtig steek ik over waar er niet teveel zeewier is en even denk ik niet na en ik val. Een wond op mijn handpalm, een schok in mijn schouder en een natte en vuile broek zijn het gevolg. Ik loop verder naar een droog stuk strand, spoel mijn hand met een slok drinkwater en beslis dan toch maar om mijn wandeling langs het water verder te zetten. Met mijn short in mijn hand om te laten drogen door de zon en een handdoek rond mijn middel. Op het strand valt dat niet op, dacht ik…
Na een tijdje komt er een man naast me lopen met zijn handdoek in zijn handen. Ik twijfel even of ik zou antwoorden als hij begint te praten, maar hoe kan ik mensen leren kennen als ik niets wil zeggen? Hij wijst achter ons het gebouw aan – het hoogste van de dijk – waar hij woont en vraagt in gebrekkig Nederlands naar mijn short. Ik vertel hem dat ik ben gevallen en mijn short helemaal nat en vuil is. Hij wil me anders wel een short geven…Ondertussen vraag ik me af waar hij heen gaat, aangezien hij met me mee wandelt en eigenlijk aan de andere kant woont, maar al snel geeft hij steeds meer van zichzelf prijs. Hij komt uit Afghanistan en woont al vier jaar in Oostende. Hijheeft hier geen familie, is alleen en werkt als lasser. Soms aan fietsen, soms aan een brug of een balkon, … Hij vraagt naar mijn naam en vertelt dat ik een mooi en vriendelijk gezicht heb. “Boze mensen antwoorden niet,” zegt hij. “Ik ben Walid,” hoor ik hem ook zeggen. Het is wel leuk om nieuwe mensen te leren kennen , maar als hij even later vertelt dat hij aan het zwemmen was toen ik lag te slapen, schrik ik toch even. Is hij me die hele eind gevolgd? Heeft hij me zien vallen? Zo ja, waarom is hij me toen niet even komen helpen? Walid vraagt naar mijn telefoonnummer, maar ik geef mijn nummer niet zomaar door. Hij probeert nog een paar keer, maar ik hap niet toe. Hij vraagt zelfs of ik honger heb en wil wel rijst voor me maken. Ik vertel dat ik naar huis moet. We praten nog even verder tot hij op het einde van het strand afscheid neemt met de woorden: “Jij moet de trein nemen naar Gent?” en zonder omkijken wandelt hij richting de waterkant.
Ondertussen is mijn broek zo goed als droog door de zon, die het won van de wolken. Ik koop op de kaai een schaaltje calamares en behoed me voor de zeemeeuwen. Mijn boek is in de trein in mijn rugzak blijven zitten, want ik wilde toch even mijn ontmoeting met Walid neerschrijven en hoop dat het hem goed gaat.

Sara Willems,
29 augustus 2015